Afgezien van ER op vrijdagavond was Spoedgevallen nooit echt mijn favoriete plek. En om heel eerlijk te zijn: ik heb ook geen dokters in mijn directe vriendenkring. Ik dacht altijd - op grond van vooroordelen en ervaringen - dat enig psychologisch inzicht in de patiënt en zijn familieleden niet echt tot hun basispakket behoorde. Vandaag is één man er in exact twee uur in geslaagd mijn wantrouwen volledig weg te nemen. En dan nog een man die zich binnen afzienbare tijd emeritus kan noemen. Just my luck.
Werken bekomt professor Herman Delooz goed: ik schat hem niet ouder dan begin vijftig, hoewel hij ei zo na ‘op rust’ is. Toch blijven de aanbiedingen binnenstromen - als oprichter van de eerste Leuvense intensive care en spoedgevallendienst en medeoprichter van tal van aanverwante verenigingen, blijft hij een veelgevraagd specialist. Het scheelde nochtans niet veel of hij was ingenieur geworden.
Van Leuven over de States naar het Pajottenland, en weer terug
In 1954 klopte een jonge Leuvense student aan bij de kersverse Dienst voor Studieadvies. Zijn eerste studiekeuze, ingenieur, lag hem toch niet echt - met de opkomst van de antibiotica was zijn interesse voor farmaceutisch onderzoek gewekt. Het werd uiteindelijk geneeskunde, een richting die verschillende mogelijkheden bood: lesgeven, onderzoek, praktijkwerk. Zijn zevende jaar geneeskunde, een stagejaar, bracht Herman Delooz op aanraden van toenmalig diabetesspecialist professor Joseph Hoet door in de States. Terug in België startte hij, in afwachting van zijn legerdienst, een huisartsenpraktijk op in een dorpje waarvan hij voordien amper had gehoord: Herme, in een uithoek van het Pajottenland. Een jaar later werd hij wegens een ‘zwakke gezondheid’ definitief afgekeurd. Toen stond hij voor de keuze: zijn praktijk voortzetten of zich specialiseren.
Delooz: “Mijn twee jaar ervaring als huisarts waren een zeer goede oefening voor wat later kwam. Huisarts beschouw ik nog steeds als de moeilijkste geneeskundige praktijk: voor 800 frank moet je iemand ‘genezen’. Probeer voor dat bedrag maar eens een vakman te vinden! Toch voelde ik mij als enkeling dikwijls ‘tekortschieten’ in de daadwerkelijke hulpverlening. Daarom besloot ik me te specialiseren in anesthesie.”
Eenvoudige chirurgische logica
Vanaf dat moment belandde zijn carrière in een stroomversnelling. In september 1965 gaf een ‘incident’ op Gasthuisberg aanleiding tot het oprichten van een afdeling Intensive Care. Een twaalfjarige jongen, besmet met tetanus - toen nog een gangbare ziekte -, ging zienderogen achteruit. Professor Jan Vandewalle, diensthoofd anesthesie, besloot de jongen in een kunstmatige slaap te brengen en te beademen, in een laatste poging de ziekte te stagneren. Het gebeurde op een donderdag, hij herinnert het zich nog precies: hij en zijn vrouw hadden voor dat weekend immers een hotelletje geboekt aan zee. Die vakantie zou niet doorgaan: twaalf dagen lang bivakkeerde Delooz in een haastig vrijgemaakt kantoor, met de jongen, een bloedgasapparaat en een respirator. Op de dertiende dag, toen de jongen weer werd bijgebracht, was de ziekte geweken. Anesthesie bleek méér te zijn dan alleen ‘narcose’, en hoewel velen het een overbodige luxe vonden, zette toenmalig directeurgeneesheer Jan Blanpain door: Gasthuisberg kreeg een intensive care-afdeling, met Delooz als eerste verantwoordelijke. Niet dat die te vergelijken was met de afdeling vandaag - twee à drie bedden en een respirator in een kleine ruimte - maar de patiënt kon er achteraf tenminste dezelfde zorg krijgen als in de operatiekamer. “Eenvoudige chirurgische logica”, noemt Delooz het nu, een logica die hij steeds is blijven verdedigen tijdens zijn verdere loopbaan. Zijn proefschrift schreef hij tijdens zijn diensturen als adjunct-kliniekhoofd, deeltijds bezig met anesthesie voor openhartchirurgie en deeltijds met intensieve zorgen. Het werd een basiswerk over het metabolisme, de ademhaling en de bloedsomloop van de patiënt in levensgevaar.
Multidisciplinaire samenwerking
En dat was nog maar het begin. Delooz noemt zichzelf een ‘professionele amateur’, die van de ene uitdaging in de andere rolde. Gasthuisberg zette een spoedgevallendienst op, zodat patiënten in kritieke toestand snel en efficiënt behandeld zouden worden - voordien overlegden ambulancier en portier bij de ingang van het ziekenhuis welke specialist ze zouden oproepen. Nu werden alle disciplines in één ruimte samengebracht. Bovendien werkten artsen en verpleegkundigen voortaan vanuit een multidisciplinair protocol: nog zo’n voorbeeld van ‘eenvoudige chirurgische logica’. Dat was minder vanzelfsprekend dan het voor ons vandaag lijkt. Zelfs nu nog zijn er tegenstanders van het principe; je collega’s kijken immers over je schouder mee.
“Eigenlijk gaat het om een ethisch verantwoorde vorm van kostenbesparing”, stelt Delooz.“De diverse protocollen werden opgesteld door vertegenwoordigers van de verschillende disciplines; we discussieerden erover tot we er uitkwamen. De Dienst Spoedgevallen van Gasthuisberg beschikt nu over precieze lijsten van wie wat wanneer moet doen, zodat er geen kostbare tijd verloren gaat door discussie of halve afspraken. Bij het samenstellen van de protocollen namen we elke stap afzonderlijk door, bepaalde nutteloze en tijdrovende handelingen werden eruit gehaald. Goeie geneeskunde is niet duurder dan slechte, ze werkt alleen efficiënter.” In 1986 werd, onder impuls van professor Delooz, een multidisciplinaire specialisatieopleiding Urgentiegeneeskunde gestart voor specialisten in Anesthesie, Inwendige Geneeskunde, Chirurgie en Pediatrie. Twee jaar later besloten de Leuvense burgemeester en Delooz tot de oprichting van een commissie voor dringende medische hulpverlening: samen met politie, rijkswacht, huisartsendiensten, ambulancediensten, brandweer en ziekenhuizen ontstond een overeenkomst om allen te werken volgens eenzelfde‘prehospitalisatieprotocol’, een unicum in België. Daardoor weet elke instantie precies wat er al gebeurd is met een patiënt als die bij haar wordt binnengebracht. En het systeem werkt: de Leuvense traumaresultaten liggen hoger dan de Amerikaanse.
De galerij der moedigen
Achter elke sterke man staat een sterke vrouw, wordt wel eens gezegd. Professor Delooz is de eerste om dat bij te treden: op een kwartier tijd heeft hij er al minstens drie keer op gewezen dat zijn vrouw even hard aan zijn carrière gewerkt heeft, als steun en discussiepartner. Hij noemt ook anderen, zoals voormalig rector De Somer, voormalige decanen De Moor en Gyselen en de professoren Blanpain en Vandenbroucke; door hun onvoorwaardelijke steun ondanks alle tegenwerking van binnen- en buitenaf hebben ze elk hun plaats in zijn ‘galerij der moedigen’. Maar ook zijn naaste medewerkers liggen hem duidelijk na aan het hart. Zijn secretaresse houdt al 27 jaar zijn agenda bij, sommige verpleegkundigen werken al sinds 1972 met hem samen.
“Mensen die hier werken, moeten ‘daarbuiten’ een stabiele omgeving hebben om op terug te vallen - dat is ook de reden waarom ik het zonder mijn vrouw nooit zo lang zou hebben volgehouden. Daarnaast moet alles gezamenlijk overlegd worden: eens per maand vergaderen we met de verpleegkundige en doktersstaf en nemen we dag per dag door, zodat iedereen op de hoogte blijft. Mijn positie als diensthoofd is niet gebaseerd op macht, maar op gezag; macht neem je, gezag krijg je - en moet je dus met andere woorden verdienen. Ons gevoel van samenhorigheid en vertrouwen binnen de dienst is enorm groot - noem het gerust vriendschap.”
If I only had time ...
Het psychosociale aspect krijgt in de aanpak van Delooz bijzondere aandacht. Ook dat is geen toeval: “Dat heb ik waarschijnlijk meegekregen van de twee vrouwen in mijn leven - mijn moeder en mijn vrouw -, allebei sociaal assistentes, de eerste nog avant la lettre. Het leven hier is dikwijls hectisch en emotioneel hard. Daarom besteden we veel aandacht aan ondersteuning, zowel van de familie van de patiënt als van de zorgverlener zelf. Zo hebben we gevochten voor een klein mortuarium waar de nabestaanden hun overleden familielid onmiddellijk kunnen zien. En sinds anderhalf jaar sturen we de familie twee maanden na het overlijden van een patiënt nog eens een briefje met ons medeleven én de opmerking dat ze altijd mogen langskomen als ze nog vragen hebben. Met de procureur des konings hebben we een afspraak dat we niemand officieel dood verklaren op een openbare plaats. Daardoor kunnen de nabestaanden de overledene nog zien voor hij gekist wordt - allemaal zaken die de menselijkheid en de bespreekbaarheid groter maken,én waardoor wij als specialisten nog meer inzage krijgen in de juiste zorgverlening.”
Vervelen gaat Delooz zich zeker niet: hij blijft voorzitter van de Europese Vereniging voor Urgentiegeneeskunde, start dit jaar een European Master op via internet en krijgt volop nationale en internationale aanbiedingen om elders programma’s te gaan opstarten. Toch wil hij zijn medische bezigheden terugschroeven tot drie dagen per week. “Ik ben nu ongeveer veertig jaar getrouwd. Een Amerikaanse vroeg mijn vrouw eens wat ons ‘geheim’ was. Zij antwoordde: ‘He hasn’t always been home’. Ik keek dus wel even op, toen ze onlangs zei dat ze er toch wel naar uitkijkt om mij wat meer thuis te hebben.”
Anne-Mie Jaspers